Aan de vlier worden verscheidene heilzame werkingen toegeschreven. De vlier werd zelfs in het jaar 400 voor christus door Hippocrates zijn “medicijnkastje” genoemd. Vroeger werden de bloemen en bladeren gebruikt voor pijnverlichting, ontsteking, zwelling en om de productie van zweet en urine te stimuleren. De schors van de vlier werd gebruikt als laxeermiddel, diureticum en om braken op te wekken. In de volksgeneeskunde worden de gedroogde vlierbessen of het sap gebruikt voor de behandeling van griep, hoofdpijn, infecties en nog wel veel meer. Maar het gebruik van de vlierbes gaat nog veel verder terug. Zo zijn er zelfs pitten van vlierbessen teruggevonden uit de stenen tijdperk. Men wist dat deze gegeten werden, omdat de pitten op bepaalde plaatsen in grote hoeveelheden voorkwamen. En Germaanse volkeren beschouwde de struik zelfs al heilig en werd gewijd aan de god Thor. Deze moest bescherming tegen boze geesten en heksen bieden. Maar ook de Kelten beschouwden de vlier als een beschermmiddel tegen kwade geesten uit de onderwereld.
(Bron: https://grapos.nl/vlierbes/)