Yerb’e soba

Basora pretu: Misschien komt het door de zwarte takken dat men het kruid basora pretu heeft genoemd. Als je een plantje van de basora pretu hebt, moet je ervoor zorgen dat het ver van het huis staat, want de zaadjes die vallen, komen snel uit en de tuin is zo vol. Trek ze uit de grond als ze klein zijn, want als ze eenmaal groot zijn, hechten ze zich vast in de aarde. Welensali: Vlakbij huis kon men vroeger in Curaçao altijd wel welensali vinden. Als er geen welensali dicht bij huis te vinden was, ging men de mondi in om hem te zoeken. Hij werd gebruikt om borden mee te wassen. Met drie topjes van de welensali kon de hele vaat gedaan worden. Van de welensali maakte men ook bezems en hij werd als ragebol gebruikt. Karawara blanku: Een informant van Dinah vertelde dat men vroeger likeur maakte van de karawara blanku. Men liet de rijpe karawara in een emmer of blik met water staan. De volgende dag zeefde men de vloeistof met een fijne lap, deed er wat suiker bij en liet haar even op het vuur sudderen. Als ze afgekoeld was, deed men er wat groene of roze kleurstof bij. Dat noemde men likeur. Ook werd het hout van de karawara blanku gebruikt om er een steel voor de chapi (schoffel) of een hakmes van te maken.